Xi’an | 28 april 2016

Het ontbijt was niks. Jammer dat de jus smaakt naar de nasmaak van overgeefsel, het brood meeveert met de kiezen in je mond. Het ei een zwart randje heeft en de noedels lauwkoud zijn. Dat kan beter.

Onze driver, dezelfde als gister, stond om negen uur klaar. Naar het terracottaleger gaan we vandaag. Een uurtje in de auto en dat is niet vervelend. Hij spreekt geen Engels en legt op de bestemming met twee telefoons uit hoe laat en waar we weer terug moeten zijn. Twee uur hebben we de tijd.

Het is nog al een eindje lopen naar de opgraving. Onderweg keurige wandelpaden en ja natuurlijk weer met rochelend volk naast je. Controles en security checks waar zijn ze niet. We worden welkom geheten door de gidsen. Dat bedoel ik spottend want ze zijn nogal opdringerig met z’n allen. Ze zijn met veel. Het lijkt wel een mierenhoop. Allemaal hebben ze een paraplu tegen de zon en veel hebben er handschoenen aan. Die zou je er bij mij na een half uur af moeten knippen zulke warme zweethanden heb ik hier.

Er zijn 3 putten met opgravingen. Duizenden kleisoldaten in alle rangen en standen met allemaal een ander gezicht, ander haar, andere versieringen. Paarden met wagens. de houten strijdwagens zijn er niet meer. Vergaan door de tijd. 250 jaar voor Chr. in 17 jaar door een paar honderdduizend mensen gemaakt, daarna direkt toegedekt met matten en in 1979 bij toeval weer ontdekt. Indrukwekkend is het. De soldaten zijn gemiddeld 1.75 meter groot en dat is toch bijna het manshoog van nu. Sterke koppen hebben ze. Sommige met snorren en allemaal met lang haar in een opgevouwen staart. Het is overal onwijs druk. Tussendoor lopen verkopers met miniaturen van de soldaten. Natuurlijk kopen we dat ook. Als je lang genoeg wacht koop je er 5 en een paard voor 5 euro. Alleen al voor de herinnering. Het is een bijzondere reis. Ik heb nooit kunnen bedenken dit soort dingen te zien maar door een Chinees begeesterd kind kom ik hier.

’s middags zijn we terug in de stad want we hebben een afspraak met mijnheer Zeng. Hij maakt lakstempels van onze namen. Ondertussen drinken we thee uit kommetjes. Theebakje leeg is bakje vullen. Ik eet snoeptomaatjes en Kee praat Chinees met een ontzettend leuke mijnheer Zeng. Oen en lief kijkt hij naar ons kind. De winkels van Zeng zit in de calligafeerstraat. DAt zegt genoeg denk ik. Het is voor mij het Walhalla. We kopen hier wat kralen, daar een versteende noot, houten kralen en mooie koordjes.

Tijd voor de stadsmuur. Oud en mooi maar het is heet inmiddels. We willen een biertje en zoeken een terras. We struinen verder, eten een ijsje en zoeken wat te eten. Heerlijke noedels in een snackbarachtig iets. Lekker.

Ik haal Boeddha in huis. Heb gister een mooie hanger gezien en vandaag koop ik ‘em. Heel blij ben ik ermee.