Hier is uw gastauteur met een update over logistiek, toerisme, voedsel (en wat verder ter tafel komt).
Om met laatste onderwerp te beginnen: mijn laatste bijdrage kwam uit het niet-viseiland Okinawa. Sindsdien zijn we via de eilanden Hokkaido (Sapporo), Honshu (Osaka en omgeving) en Kyushu (Kumamoto en Nagasaki) op weg naar het laatste eiland Shikoku, ook wel het tempeleiland genoemd. Hokkaido stonk verreweg het meest naar vis. Zo erg dat iemand de behoefte had gevoeld om een Okinawa Meat Restaurant te openen. Ook in Osaka veel vis op de menu’s. Daarnaast veel exclusieve vleesrestaurants waar je voor een klein vermogen aan Wakyu-rund kunt knagen. Kumamoto is gelukkig weer van lekker veel vlees. We lunchen graag in food courts en dineren in een ramen- of izakayarestaurantje. Of buitenlands, waarbij de Chinees Chinezer smaakt dan de Pizzeria Italiaans. We hebbben ook al een paar Japanse fastfoodketens geprobeerd en de meeste afgekeurd. Onbegrijpelijk dat je daar Japanners met een klantenkaart ziet. Het is niet goedkoper dan bij de ramenkok, maar het vlees komt duidelijk van delen rund waar we in Europa alleen nog frikadellen of andouilette van maken. En dan heb je de Zetteria. Een veelbelovende naam, met de Teriyakiburger als signature food. Smaakt precies zoals de cheeseburger bij onze MacDonalds (en ik neem het je niet kwalijk als je niet weet hoe die smaakt), net als de Franse frietjes in rood kartonnetje. Domper. Verrassend lekker zijn de noedelsoepjes bij Mister Donut. Ook de lokale bakker serveert graag een bak spaghetti naast je koffie met croissant. Eten blijkt overal goedkoop. Met uitzondering van wat exclusievere biefstukken krijgen we de rekening voor ons tweeën vrijwel niet door de 25 euro geduwd. Dat is dan inclusief drank. Ik vind dat er veel gerechten zijn die naar oliebol smaken. Hebben wij dat daar gebracht of van daar geïmporteerd?
Volgende onderwerp: Vervoer
Van Okinawa gevlogen naar Sapporo, van daar met de boemel naar Hakodate; met de Shinkansen TGV naar Osaka en daar weer in trein en metro. We wilden de Shinkansen graag een keer meemaken, maar eigenlijk zijn de boemels veel leuker. In Osaka moet auto 2 worden gehuurd, want daarmee willen we 4 weken rondrijden in midden en zuid-west Japan. Rentalcars.com en autoeurope.com hadden voldoende auto’s, maar alleen te huur op een vliegveld of een Shinkansen-treinstation. En daar waren we niet. Van downtown Osaka naar het vliegveld is meer dan een uur ov’en en dan weer een uur met de auto terug. Een beter idee bleek Toyota Car Rentals. Zij hebben in elke wijk wel een verhuurlocatie en inderdaad ook vlakbij ons appartement. 200 euro goedkoper dan rentalcars. En een voorspelbaar merk bolide. Op de laatste avond voor vertrek uit Osaka meldden we ons op een klein parkeerterreintje waar drie witte Toyota’s stonden uit te dampen van de zojuist ondergane was- en poetsbeurt. Tolpasje erin, wat uitleg over dat er in Japan links gereden wordt en goede reis gewenst (waarschijnlijk; je weet nooit zeker weet wat de verhuurmedewerker allemaal brabbelt). Tot over 4 weken bij het treinstation van Kyoto waar we de auto verruilen voor de Shinkansen naar Yokohama om de de laatste paar dagen weer te ov’en totdat China Eastern ons weer aan boord verwelkomt voor de thuisreis.
Inmiddels al een flink stuk gereden met onze (alweer) Yaris Hybrid. Saaie stukken tolweg om snel naar het westen te komen. Nu op Kyushu prachtige bergritten naar Nagasaki, Beppu, De Aso-vulkaan en Hyuga. Ik geniet met volle teugen van die ritten. Soms moet je wat geduld hebben, want de vergrijzing slaat in Japan wild om zich heen en dat blijft wel allemaal autorijden. Maar gelukkig slaan de meesten bij de eerstvolgende apotheek alweer af. Even vol op de rem en dan weer door… Benzine kost nog steeds 1,10 euro per liter en is dus in twee jaar tijd niet duurder geworden. Dat laatste geldt trouwens ook voor de artikelen in de 100-Yen shop. Maar dat terzijde.
Vrijdag gaan we naar Shikoku. Met de auto op de boot. Het boeken van die ferry was nog een dingetje: een website alleen in het Japans, waarbij je je naam in Katakana moet opgeven en je kenteken in Kanji en Hiragana. De boot van 12:00 uur zou ideaal zijn. Met een foto van ons nummerbord zouden we boekhulp vragen bij het hotel. Totdat ik zag dat er om 12:00 uur geen boot gaat en die van 13:00 uur al was uitverkocht. Toch snel zelf geprobeerd. De boot van 11:00 uur dan maar. Moeten we wel vroeg op want twee uur rijden en op tijd inchecken. Google Translate maakt van mijn naam ロルフ・グリフィン en leest van de autofoto het kenteken 和泉501 わ 52-31. Dat plak ik erin. Met succes.
Betalen en gaan! Acht dagen later zullen we Shikoku aan de andere kant van het eiland ook weer per ferry verlaten. Daar gelukkig wel een Engelstalige boekingssite die alleen wil weten hoe groot je auto is (3.95m) en of je een jongetje of een meisje bent. Op de bevestiging staat “You may not be able to board the ferry if you are a person of a different sex from the one on your reservation record“. Je bent gewaarschuwd, Japan laat zich niet in de maling nemen!
Dan nog toerisme. We proberen Japan te beleven zonder de toerist uit te hangen. Voor Japanners kunnen we dat niet verborgen houden. Daarvoor zijn onze ogen te rond en onze blikken te wazig. We mijden de rondreislocaties en de rijen bij de ticketkassa’s. Maar soms willen we ook iets zien dat wél in de reisgidsen staat (Osaka, Beppu, Nagasaki) en soms komen we in iets terecht dat toeristisch blijkt te zijn zonder dat we het wisten (Hakodate, Aso). Ellen heeft het al gehad over Italianen die de ruimte in beslag nemen. Dat was vooral zo in Nara, waar busladingen worden afgeverd op één plein. Het plein met de herten dat je in de reisgidsen ziet. Nederlanders zijn we niet in grote aantallen tegengekomen. In Hakodate bleven we in de tram zitten tot alle toeristen waren uitgestapt. Een paar haltes verder waren we weer in Japans Japan zonder Engelstalige menu’s en mét contant afrekenen. We hebben net de Golden Week overleefd. Acht dagen waarop Japan zélf het toerisme overbelast en onze accomodaties wegkaapt. Gelukkig zijn ze nu allemaal weer aan het werk.
En dan zomaar wat verwonderingen. In winkelcentra is het een herrie van jewelste. Allerlei omroepen, aanprijzingen, video’s en muziek klinkt door elkaar heen. Op veel plaatsen worden toeristen gewaarschuwd voor de gevaren van bellen en op je telefoon kijken terwijl je loopt. Dat terwijl het vooral de locals zijn die alleen maar met hun telefoon bezig zijn; in metro’s en treinen wordt voortdurend omgeroepen dat je niet mag bellen omdat dat storend is voor medereizigers. Maar dat continue omroepen is minstens zo irritant!
De herrie is ook gigantisch in de vele drogisterijen. Ik dacht dat Frankrijk het Hypochondrië van de wereld was, maar Japan is veel erger. Schappen vol kwakzalfjes voor van alles en nog wat. Omdat we weer gingen hoesten moesten er toch wat spullen worden gekocht. En dan blijkt ChatGpt een uitkomst. “Wat moet ik kopen in Japan tegen vastzittende hoest en hoe ziet de verpakking eruit?” Perfect! Het antwoord bevat afbeeldingen van doosjes met pillen, poeders en zuigtabletten en zelfs een tekstje dat je aan de drogeur kunt laten zien. En als je eenmaal het schap weet is de verpakking ook wel te vinden.
Nu we het toch over ChatGpt hebben: ik stel regelmatig vragen die mij helpen de wereld te begrijpen:
“Is het voordelig om een nieuwe telefoon te kopen in Japan?”
(Nee, want de lage prijzen gelden alleen bij een abonnement)
“Zijn er meer Whiskystokerijen in Japan dan in Schotland?”
(Nee, maar er zijn wel veel verschilende “eigen merken” die van de grote distilleerderijen komen)
“Hoeveel stroom verspilt Japan met het verwarmen van WC-brillen?”
(15 Terawattuur; 2,7 miljard euro rekening houdend met timers en zomerstops)
“Wat betekent het groen-gele boekje achterop auto’s?“
(Dat is een Wakaba, een nieuw blad; geeft aan dat de bestuurder minder dan een jaar gebrevetteerd is)
“Waar komen al die toeristen in Hakodate ineens vandaan?“
(Rondreizen uit Korea en China plus dagjesjapanners uit Tokio en Osaka)
Mooi. Dat weten we dan ook weer.